18.2.09

Gijs ter Haar

Gijs ter Haar (Apeldoorn, 1963) is een podiumdichter pur sang. De reus met het immense hart dat bij tijd en wijle zo klein is als een kinderknuist. Wie hem een keer heeft zien voordragen zal hem en zijn dichterlijke kopstoten niet licht vergeten. Een Engelsman zei eens "I don`t know what he is talking about but he is sure mesmerizing". Wij raden u aan om tijdens de voordracht toch vooral door te blijven ademen. Na vele hoofdreizen, 36 werkomstandigheden en 34 lichte tot zware ongelukken, belandde Gijs in 1992 in Amersfoort waar hij poëzie begon te schrijven. Het leek erop dat zijn pogingen vruchten afwierpen. In 1995 gaf hij zijn eerste voordracht en in 1996 verscheen een in eigen beheer uitgegeven bundel die in 1999 werd opgevolgd door Licht op oude muren en in november 2001 door de derde: Op klompen. In april 2006 haalde uitgeverij Douane in Rotterdam de vierde bundel van de pers: Neem dit brood, waarin hij, net als in de eerste, indrukken laat zien die anderen tot observanten maakt: eeuwigdurende momenten die ons allemaal overkomen en het hier en nu tot een werkelijk hier transformeren. Naakt. Maar ontontkoombaar waar. De taal is vormvast, oerdegelijk, no-nonsense, normaal Nederlands. Zoals zijn eigen woorden Ik moet weinig van cryptogrammen hebben, omdat dat wat je niet kunt snappen, je ook nooit zult delen.

Het Parool: Ter Haar beent tijdens zijn voordracht driftig rond – zijn woorden rollen met stevige cadans de zaal in. De klankenbrij wordt bijna onnavolgbaar maar de woorden stoten raak – een jury staat met de mond vol tanden en de ogen zwijgen.

De Volkskrant: de getatoeëerde reus grijpt het publiek bij de kladden en stampt de woorden erin met maaiende blauwgeverfde armen. Hij is de boze dichter waar het publiek de hele avond op wacht.

Visioen in B- majeur.

Als het net geregend heeft
een dronken lucht zich langzaam droogt
de straten platen glimmend glas
dat vluchtig door de straten stroomt

als het een mooie avond is
waarvan men later zeggen zal
dat het uit zand gestampte zand
met parelmoer beslagen was

als daar een stilgezwegen lamp
haar daags verstommend liedje zoemt
dat elke nacht een naaste zoekt
in de echo van passanten
als ik dan in een chique portiek
een beetje quasi nonchalant
met volle zinnen in de mond
de handen losjes in de zak

alsof passanten niet
geen man in een portiek vermoeden
omdat hij op die ene wacht
die duiding geeft aan dit visioen

als jij dat bent – dat je stopt
zie me aan en leg me zacht
het zwijgen op met al wat je weegt
tot ik weer naast je wakker wordt.

Gijs ter Haar

Geen opmerkingen:

Een reactie posten