27.2.09

Eerste Texelse Nacht van de Poëzie, 20 maart 2009

Aart van den Brink (Texel)
Theun de Winter (Texel)
Karin Beumkes (Texel)
Sieger Baljon (Amsterdam)
Peter M. van der Linden (Dordrecht)
Pom Wolff (Amsterdam)
Karlijn Groet (Amsterdam)
roop (Den Haag)
Jee Kast (Hasselt, B)
Gijs ter Haar (Amersfoort)
Max Lerou (Den Haag)


De deelnemers aan de eerste Texelse Nacht van de Poëzie representeren een belangrijk gedeelte van momenteel opkomende dichters in het vaderlandse poëzielandschap, grotendeels hebben ze in de afgelopen jaren gedebuteerd en/of zijn het namen die steeds vaker opduiken in toonaangevende literatuurtijdschriften als Hollands Maandblad, Krakatau, De Tweede Ronde, De Gids, Lava, Op Ruwe Planken, De Brakke Hond enz.

Deze dichters zijn niet bang voor het podium: ze klemmen zich niet angstig vast aan hun spreekgestoeltes, maar laten hun voordrachten een meerwaarde voor hun poëzie zijn. Spanning staat voorop en dat valt te horen, zien en voelen.

Ook de Texelse poëzie komt niet tekort: de aanwezigheid van de Texelse dichters Aart van den Brink, Karin Beumkes en Theun de Winter is een krachtig literair levensteken van het eiland.

De Texelaar Pip Barnard zal het publiek door de avond begeleiden en de Texelse burgemeester, Joke Geldorp-Pantekoek, zal namens de gemeente Texel de avond openen.

De Texelse Nacht van de Poëzie vindt plaats op 20 maart 2009, de eerste lentedag zal tijdens de nacht beginnen. De avond start om 22.00 uur en zal duren tot ca. 2.00 ’s nachts in theater restaurant Klif 12 in Den Hoorn. De muzikale omlijsting zal worden verzorgd door de Texelse dichter en zanger Aart van den Brink.

Karlijn Groet

Karlijn Groet (vrijdag 13 mei 1977) studeerde in 2001 af met haar eigen Engelse poëzie aan de Efa, richting creative writing.
In hetzelfde jaar werd haar dochter Kaja geboren en schreef ze zich in voor de studie Engelse taal en letterkunde, waarvoor ze nu de laatste hand aan haar scriptie legt.
Ze stond met haar Engelse en Nederlandse poezie veelvuldig op podia en publiceerde als dichter bij Eijlders en bij de uitgeverij 'Opwenteling'.
Tegenwoordig geeft ze les op het Montessori Lyceum in Amsterdam.
Daarnaast maakt ze sinds twee jaar liedjes van haar gedichten. Over een paar jaar hoopt ze daarmee de podia te betreden.


Het besef van het goede

Het besef van het goede kwam niet zomaar
Iedereen moest er iets voor laten
Gelovigen dachten dat God met hen sprak
zoals kinderen soms kunnen dromen

Maar Hij trad zelden naar buiten
De waarheid liet dat niet toe
Wij zijn God, die zichzelf onderzoekt-

De priester las voor:

"en waar is het nog goed?
in ons hart
in dat van de ander
in de huid
in het hoofd
erboven
komt het naar ons toe,
als vergeving voor de dood?

Goed bestaat niet! riep iemand
Kwaad, wees de wetenschap
Goed vermomde zich als schaap
en iedereen begon het te tarten,
als kanker

Tussen de landen werd gevuurd
Het regende stenen over en weer
Veel warmte raakte de weg kwijt
Het was, alsof alles voor goed
geweest was

Het besef stierf, niet lang daarna
aan domme gedachten, een gebrek aan lucht
Altijd had het de hoop gekoesterd,
gefluisterd te worden, zonder enig publiek

Het was als een mode voorbij gegaan,
en tussen seizoenen uit winkels gehaald,
Het schudde de kussens van oude dementen
en keek naar de echografie van de foetus.

Het wilde gekend worden, en geliefd
Het scheurde zichzelf de huid van het lijf
om schoner te zijn, van aarde ontdaan

Het besef nam zichzelf mee in het graf
Net zoals het altijd bestaan had
In dood tot leven gebracht

Karlijn Groet

23.2.09

Theun de Winter

Theun de Winter (1944, Badhoevedorp), getogen op Texel, waar hij in datzelfde oorlogsjaar per reiswieg arriveerde, was eind jaren zestig redacteur van Propria Cures. Hij debuteerde in 1972 met de bundel De Gedichten, uitgegeven door Erven Thomas Rap, Amsterdam. In opdracht van dezelfde uitgever stelde hij in 1973 het nieuwjaarsgeschenk Elf gedichten voor Piet Keizer samen, meteen na verschijnen al een felbegeerd collector’s item.

Angèle Manteau bracht in 1975 in Elseviers Literaire Serie van hem het boek Human Interest uit, een bundeling van de gelijknamige serie colums die hij voor de Haagse Post schreef. Onder de titel Terloopse Obsessies werd het boek in 1980 herdrukt door Loeb, uitgevers te Amsterdam.

In nauwe samenwerking met Jan Cremer schreef De Winter een door fotograaf Philip Mechanicus rijk geïllustreerde verhandeling over de damesbips, getiteld De billen van Jan Cremer, in 1976 verschenen bij Erven Thomas Rap.
Een verzameling van zijn Playboy-colums kwam als Vreemdgaan is zo vreemd nog niet uit bij Gerard Timmer Prods. (Amsterdam, 1989). Eveneens bij GTP verscheen een jaar later de door hem samengestelde bundel voetbalpoëzie Nederland-Duitsland. Dat sportief-dichterlijke genre, waarvan hij een der grondleggers is, beoefent hij nog steeds in Hard Gras, voetbaltijdschrift voor lezers . Zijn voorjaar 2000 verschenen bundel Het gras voor mijn voeten (L.J. Veen) bevat een groot aantal van zijn Hard Gras-gedichten, alsook o.a. Herschapen eiland, een lang gedicht dat werd geschreven op uitnodiging van de Culturele Raad Noord-Holland en gepubliceerd in december 1992 als deel 58 van de bibliofiele serie Noord-Holland in Proza, Poëzie en Prenten.

Naast poëzie en interviews heeft Theun de Winter liedjesteksten geschreven voor o.a. Maggie MacNeil, Rob de Nijs, VOF De Kunst, Rocco Granata, Liesbeth List, Clouseau en Wolter Kroes. Zijn Top Tien-hit Terug naar de kust (1976) wordt gerekend tot de evergreens van de Nederlandstalige popmuziek.

Il'y avait Ilya

Ver van de zee
rond haar geboortegrond,
even onstuimig bruisend als
zij, kind van haar vader,
was –
ver van het eiland
waar haar wieg ooit stond,
ontmoette zij ontij-
dig, onbegrijpelijk de
dood in een kil
Zwitsers meer.

Moest hij, sluipmoordenaar,
haar daar tussen de bergen
zomaar opeens weg
komen halen?

Waarom? Weshalb? Pourquoi?

Het botte, stomme noodlot
zwijgt
in alle talen.

Theun de Winter

22.2.09

Max Lerou

Max Lerou (Den Haag, 1953) heeft al een veelbewogen leven achter de rug... en hij is nog niet eens op de helft zegt hij zelf. Zoals een dichter betaamt was en is hij in vele dimensies actief, soms in meerdere tegelijk. Hij reisde op zeer jeugdige leeftijd een paar jaar met een circus door Europa, was society kapper, journalist, omroepbestuurder, emigrant, immigrant en remigrant, hij is allochtoon noch autochtoon, eerder omnitoon, kortom een wereldreiziger.

Als podiumdichter beleefde hij in 2007 zijn grote doorbraak met een prijswinnend gedicht dat hem een plaats bezorgde op het podium van Sunsation, een der grootste
poëziefestivals van Europa. Hierna ging het snel. Max Lerou ontwikkelde zich als een rasechte podiumdichter. Hij nam deel aan talloze poetryslams waarvan hij er vele won. Zo was hij o.a. te bewonderen bij Festina Lente Amsterdam, de grote slams van Rotterdam, Utrecht, Leiden en Amersfoort en onlangs in een live uitzending bij Den Haag FM. Zijn optredens vonden eind 2008 een nieuw hoogtepunt toen hij deelnam aan het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam in Utrecht. Geruchten willen dat er dit jaar een bundel van Max Lerou zal verschijnen, maar daarover wil de dichter vooralsnog niets kwijt. Wel ontvingen wij van hem een voorproefje van wat ons en u te wachten staat.

poetry slam – een inventarisatie van de kwetsbare ziel

aangebroken is weer de tijd
van spierballen rollen in de etalage
van magazijn ad rem

poëten openen daar hun torsende
torso naar hartelust – u kent dat wel
waar dichters drinken zwelt elk
vertrek tot gelachkamer

nog eenmaal draaien zij om de as van hun wereld of
maken een pirouette van trots in het voorportaal naar
ruimte die zich nog eens lekker onbeschaamd uitrekt

oeverloos klinkt dan het laatste betoog
van de aangeschoten poëet
zijn metaforen dichten immers
het ellenlange verhalen en zo

de lezer nog een beetje meewerkt smelt massa
tot kern promoveren ponden naar kilo`s
per kubieke centimeter de ontwikkeling enorm
en anders is daar altijd nog de deur
naar een onherstelbaar niets

Max Lerou

18.2.09

Pom Wolff

Al enige jaren zeer succesvol in slammersland. Debuteerde in 2005 in de Windroos-serie, onder redactie van Henk van Zuiden en het beschermheerschap van Simon Vinkenoog, met Je bent erg mens, waarin de harde rauwe werkelijkheid van een illusieloos grote stadsbestaan met evenveel venijn als compassie werd beschreven en waaruit overtuigend bleek dat deze dichter ook op papier een dwingende présence heeft. De positieve kritieken zorgden eind vorig jaar voor een snel vervolg, Toen je stilte stuurde, dat naadloos aansluit bij eerder werk.

Er is dezelfde gedrevenheid, dezelfde op een quasi onverschillige manier beschreven betrokkenheid, hetzelfde gebruik van dezelfde stijlmiddelen en ook qua vorm en presentatie van de gedichten is er geen verschil. Wolff`s poëzie is hoofdletterloos, doet het op enkele gedachtestreepjes na zonder interpunctie, heeft een voorliefde voor de hyperbool en is vaak met dank aan de vele enjambementen op een woordspelerige manier ambigu.

In de gedichten van Pom Wolff is geen sprake van de imaginaire wereld van de grote verbeelding. Ze geven de lezer niet het gevoel te mogen reiken naar notie`s van diep begrip en daardoor als het ware als het wezenlijk getransformeerd te worden in een ander. Ze nodigen er wel toe jezelf in te voegen en te antwoorden. Dat is hèèl wat.

en ook dat

weet je nog dat we in vinkel liepen
langs de randen van ons onvermogen
het alleenrecht op onzekerheid
dat we deelden

er hoorden dagen bij de lippen van de nacht
toen we te weinig nog en dronken van de scherven
de ruimte niet begrepen alsof je een hand legt
op een verkeerde plaats

er was vuur in de tuin in de regen
een vrouwenbeen hing aan een boom
te overleven jij leed aan orde
ik aan aarde er was applaus
de wereld zwijnde en varkens paarden schatje
zo leek het toch nog ergens op

de liefde stal iets van de oorlog
als een dichter van de woorden
dood van leven in een ververoverd land
we moesten lachen en ook dat verging

Pom Wolff

Karin Beumkes

Veertien jaar was Karin Beumkes (Texel, 1960) toen Nico Dros (o.a. Het Salsapaviljoen en Noorderburen een vriend tipte. Dit meisje had talent zei hij. Zeventien jaar oud werd bij Het Tessels Literatuurfonds een kleine bloemlezing uitgebracht ten behoeve van Nicaragua. In 1980 verscheen Duizend Graven (Uitgeverij Het Open Boek). Daarna gedichten in Meander, Op Ruwe Planken, Opspraak en Noach`s kat.

In 1995 genomineerd voor de Nieuwegeinse Literatuurprijs en tegelijkertijd opgenomen in de verzamelbundel Dichters in de Prinsentuin. Daarna volgde medewerking aan bloemlezingen, zoals Geritsel onder redactie van Theo M. Slachmuylders.

Diverse keren stond zij op de planken, onder andere bij Zeven Gekozen Dichters, georganiseerd door Driek van Wissen. Dit jaar staat ze op 15 maart in de Literaire Tuinscheurkalender (Uitgeverij Contact)

Henk van Kerkwijk: Haar poëzie is dromerig, soms puntscherp met prachtige alliteratie en verrassende taalconstructies.

Huis

mijn vader is de erfhond die vloekt
de droge vlindercake die wit versneden wordt
mijn vader is het lijk waarop de maden vliegen
de vleugels later in de smalle kist

wij dochters wij lopen de hakjes kaal tak-tak
gelijk als winterpaardjes hunkerend naar de stal
waar ramen missen

mijn vader laat achter zijn droge oog
duizenden sterren vallen die wij niet zien

ik bekijk het zo – hij wordt door Goden opgevangen
maar als zijn lichaam rolt dan heb ik geen gewicht

en als hij in de koude grond tot beendervoer bevriest
blijf ik achter met geen gram alleen maar worden de dagen zwanger

blijf ik achter.

Karin Beumkes

roop

roop zag het licht te Leidschendam in 1962, op de dag dat een omdenken in conductiviteit van diëlektrisch kristal bij ontstentenis van umklapp-proces zich bij monde van Sussman en Thellung aankondigde. Het is geen dichter, want daar zijn er al zo veel van, maar hij zal nooit ontkennen, wel eens een gedicht te schrijven. Met deze opvatting waren ook tijdschriften als Krakatau en de Brakke Hond het eens, net als de Meulenhoff dagkalender voor de poëzie en uitgevers van meerdere verzamelbundels.

Het schrijven van gedichten blijft hij maar eenvoudiger vinden dan het voordragen ervan, wat hem van het laatste echter niet weerhoudt, en zo is hij het hele jaar door te vinden op podia van meer en minder allooi en met beter en slechter publiek, om daar dito gedichten ten gehore te brengen. Hij heeft een hekel aan de opvatting dat poëzie gratis moet zijn en is berucht vanwege zijn genadeloze publieke blootlegging van de te verwachten hoeveelheid consumptiebonnen bij poëzie-evenementen, voor hem het enige raakvlak met de kredietcrisis.

vivaldi

de zomer was een zigeuner
met gouden tanden en weemoed
in de punten van zijn snor
hij verkocht me de zon
en verdween met het noorden

de herfst kwam als chinese
met een koffer vol tsunami's
uit taiwan ik heb er nu een
voor mijn raam zij heeft er meer
maar raakt langzaam los

de winter verkocht rozen
en verbleef illegaal in het land
de roos bloeit nog steeds de verkoper
is een paar weken geleden
levend in zijn cel verbrand

de lente beloofde meer rozen
verleidelijk licht stralend uitzicht
alle vogels zeggen een ei
stieralarm koeien naar binnen
gordijnen dicht seizoenen uit

roop

Jee Kast

Jee Kast (Hasselt 1977) is een Belg die met zijn poëzie regelmatig in Nederland verschijnt. Hij won afgelopen jaar verschillende poetry slams en staat ook regelmatig onder begeleiding van muziek op het podium in Belgie en Nederland. Hij heeft een nieuwe bundel (Ik hoor) stemmen (Produktielabel zonder winstobject Panem & Circenses vzw).

Het verwijst naar de optredens van Jee. Hij is een woordkunstenaar die via zijn optredens een divers publiek laat genieten van teksten die op de grens van gesproken woord en poezie balanceren. Hij weet je trefzeker mee te slepen in zijn woorden met duidelijk ritmische invloeden en bijzondere poëtische gevoeligheid. Ook slaagt Jee er in om een rake typering van de werkelijkheid neer te zetten. Zo zou je hem een trapezewerker kunnen noemen. Nèt niet vallen. Telkens op tijd alles herstellen.

Bear with me

Er leeft een beer in mijn buik
die net als de vlinders op de honing afkomt
die naar je klauwen wil
en welpen afschrikt

wanneer mijn hart een grot is
akelig alleen
verhuist de grot weer naar de winter
en wordt gevuld met beer
trage logge passen, als jij in de buurt bent
waar hij even verblijft
snuivend op de achterpoten

wanneer het lente wordt
mijn gewicht balanceert
schuurt mijn vacht tegen bomen
pom-pom-pomt tussen veldjes bosbessen
het neusje van de zalm

mijn hoofd schudt alle richtingen uit
zodat slechts beren kunnen
graaien mijn handen gretig honing
slaat lust vissen uit het water
zou ik heftig reageren
moest ik je ont-beren.

Jee Kast

Sieger Baljon

Sieger Baljon (1981) belegert de diverse podia van het Nederlandse taalgebied sedert 2002. Zijn vaak even strijdbare als surrealistische poëzie dwaalt rond in het schemergebied tussen klank en beeld, tussen dadaïstische klankverzen en ritmische manifesten van de waanzin. Reeds in 2004 stond hij in de finale van het NK Poetryslam, zoals ook weer in 2008. Zijn gedichten werden gepubliceerd in diverse bloemlezingen, op Rottend Staal en in Arrggh, maar werden ook voorgedragen voor ME-linies, tijdens politieverhoren en voor rechters. Daarnaast is hij een veelgevraagd jurylid van poëzie-evenementen. Ook onderzoekt hij regelmatig het grensgebied tussen het woord en andere disciplines. Dit wordt geïllustreerd door zijn talloze performances bij exposities, in gekraakte vrijplaatsen en in de publieke ruimte die soms een vervreemdend, soms juist een politiek karakter dragen.

Ook in zijn rol in de experimentele poëzie-elektroformatie de RaaskalBOMfukkerZ onderzoekt hij op buitenaardse wijze deze grensvlakken. Verder is Sieger lid van diverse interventie-/kunst-collectieven zoals Damoclash, Toztizok Zoundz en galerie SchijnHeilig.

en het is geen tijd voor poëzie

de dag wordt langer
en de zon doet wat in haar bereik ligt
maar zij slibt van binnen traag tot troebel
als die rusteloze knoop die trappelend
op de hakbijl wacht

flaterslaanders dagen slachtgraag
lelijkheid verdraagt zich alom alsof
alle spiegels zijn beslagen en daar
slechts blinden achter de knoppen staan

en het is geen tijd voor poëzie

wat naar de top raasde danst zich aan stukken
knopen draaien zich vast draaien zich door
al steeds snellere dagen

een nacht komt klaar op haar laatste uithalen
men voelt, het falen daagt en
voor dromen is het nu te laat, men
legt haar laatste gebed op straat

en het is geen tijd voor poëzie

wie het luikje open doet
ja, wie de huid, de ribben openvouwt
zal zien waarom de rangschik niet deugt
met de beitel is het onze hartklep ingegrift

en de poppenkast ontpopt zich ratelend
als die klepperende metronoom
door de stegen voortgesleept

wij zijn alleen, zo luidt de leugen, en

dat het geen tijd is voor poëzie

Sieger Baljon

Gijs ter Haar

Gijs ter Haar (Apeldoorn, 1963) is een podiumdichter pur sang. De reus met het immense hart dat bij tijd en wijle zo klein is als een kinderknuist. Wie hem een keer heeft zien voordragen zal hem en zijn dichterlijke kopstoten niet licht vergeten. Een Engelsman zei eens "I don`t know what he is talking about but he is sure mesmerizing". Wij raden u aan om tijdens de voordracht toch vooral door te blijven ademen. Na vele hoofdreizen, 36 werkomstandigheden en 34 lichte tot zware ongelukken, belandde Gijs in 1992 in Amersfoort waar hij poëzie begon te schrijven. Het leek erop dat zijn pogingen vruchten afwierpen. In 1995 gaf hij zijn eerste voordracht en in 1996 verscheen een in eigen beheer uitgegeven bundel die in 1999 werd opgevolgd door Licht op oude muren en in november 2001 door de derde: Op klompen. In april 2006 haalde uitgeverij Douane in Rotterdam de vierde bundel van de pers: Neem dit brood, waarin hij, net als in de eerste, indrukken laat zien die anderen tot observanten maakt: eeuwigdurende momenten die ons allemaal overkomen en het hier en nu tot een werkelijk hier transformeren. Naakt. Maar ontontkoombaar waar. De taal is vormvast, oerdegelijk, no-nonsense, normaal Nederlands. Zoals zijn eigen woorden Ik moet weinig van cryptogrammen hebben, omdat dat wat je niet kunt snappen, je ook nooit zult delen.

Het Parool: Ter Haar beent tijdens zijn voordracht driftig rond – zijn woorden rollen met stevige cadans de zaal in. De klankenbrij wordt bijna onnavolgbaar maar de woorden stoten raak – een jury staat met de mond vol tanden en de ogen zwijgen.

De Volkskrant: de getatoeëerde reus grijpt het publiek bij de kladden en stampt de woorden erin met maaiende blauwgeverfde armen. Hij is de boze dichter waar het publiek de hele avond op wacht.

Visioen in B- majeur.

Als het net geregend heeft
een dronken lucht zich langzaam droogt
de straten platen glimmend glas
dat vluchtig door de straten stroomt

als het een mooie avond is
waarvan men later zeggen zal
dat het uit zand gestampte zand
met parelmoer beslagen was

als daar een stilgezwegen lamp
haar daags verstommend liedje zoemt
dat elke nacht een naaste zoekt
in de echo van passanten
als ik dan in een chique portiek
een beetje quasi nonchalant
met volle zinnen in de mond
de handen losjes in de zak

alsof passanten niet
geen man in een portiek vermoeden
omdat hij op die ene wacht
die duiding geeft aan dit visioen

als jij dat bent – dat je stopt
zie me aan en leg me zacht
het zwijgen op met al wat je weegt
tot ik weer naast je wakker wordt.

Gijs ter Haar

Peter M. van der Linden

Dordtenaar Peter M. van der Linden is een dichter die sterk op beeld en klank is gericht. Zijn prikkelende voordrachten bevatten rapelementen, klankimprovisaties, absurde humor en haarscherpe observaties van schrijvers. Sinds 2003 betrad hij de planken van vrijwel alle grote festivals in Nederland en Belgie. Zo stond hij o.a. te GDMW te Rotterdam, Gedignag te Groningen,Gentse Feesten in Gent, Dichters in de Prinsentuin in Groningen,de Nachten in Antwerpen en de Wintertuin in Nijmegen. In 2003 werd hij poëzieperformer van België, in 2004 werd hij derde tijdens het NK Poetry Slam en sloot daarmee zijn Poetryslamcarriere af.

In 2005 verscheen de cd Ich bin ein star baby (Vassaluci) en in de loop van 2009 verschijnt zijn nieuwe bundel Zendag.
Peter M.van der Linden treedt regelmatig op met contrabassist Boris Oud met soundscapes en improvisatiecombo`s. Tevens geeft hij workshops poëzie aan scholieren.

Deze workshops duren meestal een uur. In deze korte tijd worden de leerlingen via een gezamenlijk associatiespel aan het schrijven gezet,vaak is er achteraf nog de ruimte en animo van de leerlingen om het spontaan geschreven gedicht in de klas voor te dragen. Meer informatie is te vinden op http://www.powets.nl of via pmvlinden@zonnet.nl op te vragen.

Albert

de groene is herkenbaar aan de klompen
als ufoburger klinkerend door de stad
zo ligt hij in een kraakpand
en zo staat hij in het water

de stem van gas afremmend
met een bosje zuurstof
staat hij ballonnen soms op te wachten

wie èèn oog sluit
opent zichzelf
hij zal de stad redden
met een potje hemelstaren

voelt hoe rozen trappen lopen
naar zijn ponylandje en zijn geit
zo steekt hij elke vraag in mouwen
wat melkt toch aan mijn lot

wandelen er ritsen in mijn hoofd
wie slaapt daar in die boom

Peter M.van der Linden.

16.2.09

Aart van den Brink

Aart van den Brink (Oosterend 1954) vertrok na zijn HBS-tijd op Texel naar Amsterdam waar hij woont en werkt. Bij een grote uitgeverij houdt hij zich bezig met belastingprogrammatuur.

In 1998 verscheen van hem de inmiddels uitverkochte gedichtenbundel Op Texel valt er nu misschien wel regen (Het Open Boek), waarin het stadse kantoorleven en de Texelse jeugd een prominente rol spelen. Zijn voorkeur gaat uit naar traditionele versvormen, met hun vermogen om een maskerade te zijn voor de onderliggende gevoelens. Hiernaast bracht hij enkele sonnettenbundels uit in eigen beheer. Enkele van zijn gedichten werden opgenomen in de bloemlezing De Wadden in gedichten (Uitgeverij 521).

Sinds 2006 schrijft hij Nederlandse ballades, die hij tezamen met enkele vertellingen
van popsongs in maart 2008 in Oudeschild ten gehore bracht.
Aart is getrouwd en heeft drie zoons.

Titelloos

Over de vloer, bezaaid met printervellen,
volgt hij de strofenwaaier met zijn hand,
doorgraaft methodisch het opdrachtbestand
om stapsgewijs de werking vast te stellen.

Om fouten op te sporen. Kijk, een felle
splijtende bliksem uit een ooghoek brandt
zijn aandacht op een regel: een mutant
komt in vermomming langs zijn netvlies snellen.

Besef: een zelfde fout als vorig jaar!
Niets van geleerd! Onthouden, maar vergeten!
Dit denken is met zuren ingebeten.
Maar ook: een zelfde flits als vorig jaar,
om wèèr te vinden wat je hebt geweten,
Net als die blik, net als die lach van haar.

Aart van den Brink